Homepage > Documents > Musician Interview

Metropole Orkest musician interview with composer and arranger Sebastiaan Koolhoven

"'t Is een hoop werk namelijk, maar toch is het de moeite waard!"

Een interview met componist/arrangeur Sebastiaan Koolhoven.

Vandaag, 80 jaar geleden, was de geboortedag van Anne Frank en de ontmoeting met componist/arrangeur Sebastiaan Koolhoven vindt plaats aan de Prinsengracht in Amsterdam, schuin tegenover het Anne Frank huis, waar lange rijen mensen wachten om op deze bijzondere dag het wereldberoemde huis te bezoeken.

Achtergrond en opleiding

Sebastiaan vertelt over zijn muzikale jeugd: "Ik ben gevormd in een mix van drie muzikale stijlen: mijn moeder speelde klassiek piano, mijn vader was een amateur jazz pianist met een voorliefde voor big band muziek. En via mijn oudere broer raakte ik iets later vertrouwd met pop-muziek van Jimi Hendrix en Led Zeppelin. Ik heb vroeg al heel veel gehoord en ben gevormd in die drie stijlen. Ik merk dat ik in mijn eigen werk steeds op zoek ben naar een evenwicht tussen de drie stromingen. En het chanson behoort, wat mij betreft, tot die drie soorten. En à propos big band, iets wat bijzonder veel indruk op mij maakte was het werk van Stan Kenton van net na de Tweede Wereldoorlog. Denk aan City of Glass met muziek van Bob Graettinger. Of big band met strijkers, maar dan in een heel geavanceerd idioom, met arrangementen van Pete Rugoio en Chico O'Farrill. De plaat Innovations in Modern Music heb ik pas enkele jaren geleden via de VS op de kop kunnen tikken, en ik was na enkele decennia weer ondersteboven van die aparte muziek met zijn vele dissonanten en zijn Cubaanse percussie. Op dat moment besefte ik: 'dus dit is waar ik zelf al die tijd mee bezig ben'."

Hij ging op 16-jarige leeftijd naar het Rotterdamse conservatorium, eigenlijk om compositie te studeren, maar dat werd hem op die jonge leeftijd afgeraden: "Ga jij eerst maar eens een instrument leren bespelen." Dat leidde tot een soort dubbelleven: een serieuze vioolstudie naast het spelen in popbandjes. Sebastiaan: "Het conservatorium had in die tijd geen pop- of jazzopleiding. Die is er in Rotterdam pas ergens in de jaren 1980 gekomen. Ik werd opgeleid voor orkestspel. Maar ik leerde er voornamelijk, wat ik niet wilde. Dus geen orkestwerk en geen lesgeven. Wat wel heel interessant was, waren de orkestrepetities. Dan hoorde je in een Beethoven symfonie eens een keer de koperblazers apart. En ja, dat gebeurde op de plaat of in een concert nooit."

Na het conservatorium werd hij lid van de band van Mathilde Santing, die juist een hitelpee had gescoord met haar interpretatie van een aantal standards met solo-keyboard begeleiding. Sebastiaan vertelt over die periode: "Ze deed nog steeds veel covers, maar nu met een leuke combinatie van musici, die weer een breed scala aan stijlen bij elkaar brachten. In die band werd ik gevraagd om stukken te her-arrangeren en zo begon het schrijven. Ik heb in die tijd ook veel getourd met de band, maar daar kreeg ik na een tijd ook weer genoeg van. Je bent tien tot twaalf uur met je beroep bezig voor maar anderhalf uur muziek. Dan stond je weer op dinsdagmiddag om half vier in Appelscha voor de soundcheck. Dus zo ontstond vanzelf min of meer het voornemen om alleen nog te schrijven."

Techniek en stijl

Vanaf pakweg 1990 is Sebastiaan Koolhoven voltijds bezig met het schrijven en produceren van muziek. Hij leerde het vak meer door te doen dan door studie; "Arrangeerles heb ik nooit gehad. Ik las wel boeken over jazz arrangeren voor big band, met een CD erbij met klankvoorbeelden. En natuurlijk heb ik klassieke partituren uit de bibliotheek gehaald. Veel Franse impressionisten, Ravel en Debussy. Maar mijn motto is een beetje: zie het als een avontuur. Wees nieuwsgierig. Niet bang zijn en gewoon componeren. Toen ik voor het MO begon te schrijven stond Dick Bakker als chefdirigent voor het orkest. Van hem heb ik geleerd om me altijd goed voor te bereiden. Als ik dan iets ingeleverd had, ging gegarandeerd twee dagen later de telefoon, met een paar vraagjes. Daar moest je wel een antwoord op hebben."

Over zijn gereedschap: "Ik werk aan de piano en de computer. Ik verken een song aan de piano, experimenteer, zoek naar mogelijkheden. Daarna schrijf ik de partituur direct op de computer, in Sibelius. Daarmee werk ik nou al zo'n tien jaar. Het vele inzoomen op het beeldscherm van een notebook is vervelend en je verliest soms het overzicht. Dus druk ik tussentijds nog wel eens een partituurpagina af; dan zie ik het totaalbeeld weer en besluit, wat ik nog wil veranderen, of welke fouten te verbeteren zijn. Door mijn achtergrond als violist hanteer ik bij het schrijven van muziek wel vaak een horizontale, een melodische benadering. Dit in tegenstelling tot de verticale aanpak, die je bij vele pianisten terug kunt horen, met name in de akkoordliggingen."

Onvermijdelijk komt het onderwerp dan op de MIDI geluiden. Sebastiaan hierover: "Heel in het begin liet ik me door die MIDI klanken nog wel eens misleiden. Dan dacht je een enorme strijkerssound te hebben, tot je muziek werkelijk gespeeld werd door maar acht strijkers. Inmiddels heb ik zoveel ervaring, dat het klankbeeld al vaststaat, zonder computergeluiden. Je kunt er een snelle demo mix mee maken, dat wel. Maar ook daar zet ik de MIDI file eerst over naar een sequencer om toch een betere audio demo voor de solist te kunnen maken."

Specifieke, eigen kenmerken of instrumentaties kan Sebastiaan niet noemen: "Nee, ik probeer steeds nieuwsgierig te blijven naar originele dingen. Maar bijvoorbeeld, als ik met een orkest werk, zal ik niet steeds in elke song het hele orkest presenteren. Ik wissel veel liever de focus tussen de songs. Dus in een nummer hoor je iets meer trombones, in een volgend weer meer de strijkers. En ik experimenteer met klankkleuren: ik zal je een voorbeeld geven. Nuances van liefde uit 2007 was een productie met Astrid Seriese en Arthur Japin en ging ook over de Indonesische achtergrond. Astrid zocht naar een orkestklank met elementen uit de krontjong en gamelan muziek. Ik koos toen voor een unisono lage celesta en marimba, wat een unieke klank opleverde. Meestal hoor je zo'n celesta in het hoge register."

Over het gebruik van harmonieën: "Ik kan soms geen akkoordsymbolen noteren, omdat ik zulke specifieke pianoliggingen gebruik, die ik dan ook geheel uitschrijf. Vaak zijn die liggingen de basis van een heel stuk en dus zeer essentieel. Soms ontbreekt de terts van het akkoord, maar klinkt weer wel de none, en dat vraagt om zo'n uitgebreid, verwarrend en moeilijk leesbaar akkoordsymbool. Ik kom trouwens heel vaak uit op de none. En ik heb iets met parallelle kwarten en kwinten, maar dan niet als quasi-Oosters cliché. Atonaliteit en twaalftoonreeksen lenen zich natuurlijk slecht voor een bewerking van Telkens weer. Hoewel, als we het toch over seriële muziek hebben."

Arrangeren voor zang

Sebastiaan Koolhoven is bekend om zijn smaakvolle arrangementen voor vocalistes als Mathilde Santing, Wende Snijders, Astrid Seriese en Nynke Laverman. Over dit onderwerp: "De zangeressen, waar ik mee werk, willen een verhaal vertellen, vanuit de tekst. Dat bespreken we dan samen. Soms hebben ze een concrete visie, soms schetsen ze niet meer dan een vaag beeld rondom de tekst. Voor mij is dat het uitgangspunt om dan weer mijn eigen verhaal onder de tekst te zetten. Het is nooit muziek om de muziek. Ook ben ik geen arrangeur die op verzoek van een zangeres een standard even omzet in een bossa of een tango. Ik wil er best een tango van maken, maar dan wordt het wel mijn eigen ding."

Op de vraag, of hij meerdere demoversies voorlegt aan de solist, antwoordt hij: "Meestal is het in één keer raak. Ik verdiep me trouwens erg goed in de toonsoorten voor de zang, niet alleen het bereik. Daar besteden we samen veel tijd aan. Een halve toon hoger of lager kan een enorm verschil uitmaken. Dat was een crime in de tijd, dat ik nog op notenpapier werkte en als je dan twee dagen voor de opname een telefoontje kreeg of het niet toch een kleine secunde lager kon. Wat dat betreft is digitaal een zegen. Over meerdere versies heb ik wel een interessant voorbeeld. Als je naar La vie en rose luistert, zoals Wende Snijders dat op het Uitmarkt concert met het MO zingt, dan hoor je de samensmelting van twee versies, die zij koos uit een reeks van vier of vijf alternatieven, die ik haar voorlegde. De eerste driekwart hoor je een karige, lege instrumentatie, een soort blues met een contrabas groove; het laatste deel van dat lied gaat over in een idioom, zoals Nino Rota dat in de Fellini films hanteerde. Het is dan leuk en heel verrassend om te merken, dat het samengesmolten resultaat werkt."

Sebastiaan heeft nog een voorbeeld van zijn zorgvuldige behandeling van het ritme: "In The Wheel of Life voor Astrid Seriese onderdruk ik de piano en gitaar vrijwel geheel; de harmonie leg ik in de secties en zo krijgt de percussie ineens alle ruimte in het klankbeeld."

Schrijven voor orkest

Sebastiaan spreekt over zijn ervaringen met het Metropole Orkest: "bij het MO werk je altijd binnen de marges qua tijd en geld. Na een paar producties had ik door, hoe je dat doet. Er is geen gelegenheid voor een extra repetitie- of opnamedag. En toch blijft het altijd weer verrassend. Je kunt thuis dingen bedenken maar je bent uiteindelijk van een hoop mensen afhankelijk. Het is geen machine. Ik check meestal vooraf de bezetting voor een productie, met name de solisten. En soms moet je dingen aan ze uitleggen. De unieke bezetting van het MO, bijvoorbeeld de enkele hoorn en het ontbreken van fagot, zo'n beperking zie ik dan als een leuke uitdaging."

"Ik heb geleerd om veel detail in de bladmuziek te noteren. Als je vooraf het klankbeeld en de interpretatie duidelijk hebt, kun je je visie neerleggen voor dirigent en orkest en dat is tijdwinst bij de repetitie. Zoals ik al eerder zei, ben ik zeer nauwgezet in de notatie voor de ritmesectie. Een stuk is soms zo breekbaar en vraagt om gevoelig pianospel; ik schrijf die partij daarom helemaal uit. Ook voor de percussie en drums noteer ik zoveel mogelijk details, tot aan de te gebruiken stokken, trommels en cymbals toe. Ik noteer niet alleen de groove maar ook vaak de fills. Doe je dat niet dan is het soms zo zonde wanneer je de opname terughoort. Ik heb veel tijd besteed aan het bestuderen van de drums. Ik heb alleen nog net geen les genomen. Dat zou ik eigenlijk nog eens willen doen."

Op de vraag of zijn verleden als violist hem helpt bij de notatie voor strijkers antwoordt hij: "Weet je, bij het MO zijn het zulke goede aanvoerders, daar kan ik de boogvoering en de streken gerust aan overlaten. Uiteraard geef ik soms wel bepaalde effecten aan. Ik ben wel veel explicieter bij een ad hoc strijkersbezetting, waar ik zeker wil zijn van het te bereiken effect." Over bijzondere strijkerseffecten: "Hmm, ik ben gek op flageoletten; die gebruik ik vaak als deel van een ontwikkeling in een stuk. Ik combineer ook wel eens unisono pizzicato en gestreken noten."

Door zijn werk als producent kent hij het hele proces van schrijven tot eindmix: "Ja, ik doe dat al heel lang. Het klinkt misschien wat cru, maar hoor je het MO in de studio, dan klinkt het akoestisch soms als een ramp. Het volume van de big band en de ritmegroep is overweldigend en je merkt hoe de strijkers de neiging hebben toch net iets harder te gaan spelen. Geheel begrijpelijk, want ze willen natuurlijk zichzelf kunnen horen. Tegelijkertijd weet je, dat er een heel apparaat omheen zit, dat bij een concert of een opname voor een goede eindmix gaat zorgen. Daar probeer ik in mijn geval dan wel zo vaak mogelijk bij te zijn; en dat wordt helemaal niet als een inbreuk ervaren, integendeel. Ook ken ik de risico's van overspraak goed; dus probeer ik vooraf aan een productie de opstelling van de secties mede te bepalen. En dat kan dan ook meestal wel. Want ik vind het overeind blijven van mijn eigen idee bij een stuk toch wel prettig, ja. Ik benader ook vaak de solisten vooraf. Dan wil ik zeker weten wie er op de dag van de opname in de bezetting zitten. En ook kan ik mijn solo-partij al aan ze voorleggen; zij stellen dat op prijs en ik kan dan tenminste nog iets met hun terugkoppeling."

Conclusie

Tot slot filosoferen we nog wat over de toekomst. Sebastiaan: "Aan het arrangeren heb ik nu een voltijds bezigheid, al gaat mijn horizon zelden verder dan een aantal maanden. Ik zou graag filmmuziek doen. Maar Nederland is zo klein; er is maar werk voor twee of drie componisten. Ik heb wel voor film georkestreerd. Hoewel ik veel songs doe, heb ik geen moeite met langere vormen. Bijvoorbeeld, ik doe nu een project met de Friese slagwerker Sietse Huisman, die ook bij Nynke Laverman speelt. Hij heeft een passie voor de natuur en met behulp van een cameraman is een beeldband van ongeveer een uur gemaakt. Die wordt op vier grote schermen bij zonsondergang in de open natuur geprojecteerd, met het publiek op stoelen in het midden. Het slagwerk speelt live bij de beelden en een orkestband, die in Praag is opgenomen. Ik heb de orkestratie gedaan en deels ook de compositie. Maar om terug te komen op de langere vorm, er zit een stuk bij van ongeveer tien minuten, dat ik maakte op basis van een vier-maten fragment van de slagwerker. Trouwens een indrukwekkend geheel, dat ik je aanraad te gaan zien in Drachten, of bij het Oerol festival op Terschelling dit jaar. Deze productie zal ook in New York getoond worden."