Homepage > Documents > Musician Interview

Metropole Orkest musician interview with violin section leaders Arlia de Ruiter and Merijn Rombout

"De mooiste baan, die je kunt bedenken"

Concertmeester Arlia de Ruiter en Merijn Rombout, aanvoerders violen in het Metropole Orkest

Vrijdag 30 mei 2008, na afloop van de repetitie spreek ik concertmeester Arlia de Ruiter en aanvoerder tweede violen Merijn Rombout van het Metropole Orkest.

Opleiding en achtergrond

Voordat ze begonnen aan "de mooiste baan die je kunt bedenken," speelde Arlia bij het Promenade Orkest en Merijn bij het Gelders Orkest. Arlia nam de plaats in van concertmeester Rami Koch, Merijn is nu 17 jaar bij het orkest, waarvan 16 jaar als aanvoerder. Voor beiden geldt dat ze meteen op hun plek waren, al was het in het begin wel lastig om disco en swing te lezen. Zelf spelen had altijd een sterke voorkeur boven een lespraktijk. Arlia: "Soms kwam je bij leerlingen wel talent tegen, maar ik ben niet zo thuis in het lesgeven." Merijn: "Ik beleefde veel plezier aan de didactiek en de methodiek van het vioolspel, maar meestal wilden ze niet studeren." Naast zijn positie in het Metropole Orkest speelt Merijn bij gelegenheid als solist bij een amateurorkest, of vioolduetten. Hij dirigeerde ook twee koren. Arlia maakt tevens deel uit van het Gustav Klimt kwartet.

Voor beiden zit de uitdaging in de afwisseling van het repertoire, al noemt Merijn het spelen van filmmuziek "een enkele keer wel saai. Die is soms nog niet klaar en dan worden er nog allerlei lijntjes veranderd." Arlia is begonnen met Rogier van Otterloo als dirigent en herinnert zich de projecten met Rob Pronk en Jerry van Rooijen: "Rob was weg van Bartók; dat hoorde je in zijn langzame strijkersintro's, die dan overgingen in ritme met later weer een strijkersachtergrond. Ik had in het begin leesproblemen met de handgeschreven partijen, omdat dat heel anders was dan de gedrukte, klassieke muziek. Er is veel veranderd sinds die tijd. Vince Mendoza is een absolute meester in het schrijven voor strijkers. En soms ontmoet je een nieuw talent: let maar eens op Jules Buckley uit Engeland, die in het popidioom schrijft." Merijn beaamt, dat arrangeurs tegenwoordig beter weten wat strijkers kunnen.

De violen in het Metropole Orkest

Over het aanbrengen van de streeknotatie vertelt Arlia: "Ik heb dat wel eens voorbereid, maar het kan veel beter na de eerste keer doorspelen; dan ken ik de groove en de frasering." Merijn: "En dan, tijdens zo'n repetitie, nemen wij de streken van de eerste violen over. Bij televisie, bijvoorbeeld het Songfestival, is het beeld erg belangrijk en dat vraagt om een compromis, met synchrone streken." Arlia: "Of met hetzelfde deel van de stok." Over dempers op de snaren leren we: "Die storen op de contactmicrofoon." Beiden hebben een sterke voorkeur voor onversterkt spelen met een natuurlijke balans.

Het gesprek komt op de oortjes, waarover de musici een mix terughoren en die ook enige geluidsbescherming bieden. Arlia: "Het blijft behelpen, want het klinkt niet gedifferentieerd. Een effect als sul tasto [op de toets] spelen gaat verloren. Bij harde muziek, zoals Within Temptation, voer ik het geluidsniveau van mijn eigen element op, want ik moet mijzelf kunnen horen. Al heb ik dan geen idee meer over de verhouding binnen de groep of binnen het orkest. Soms overstemt een band onze sectie volkomen. Na een live concertopname in Paradiso hebben we de volgende dag de strijkers in de studio overgedubt." Merijn: "Je zit op een eiland. Op zich klinkt het wel goed, maar er is geen communicatie meer. Ik heb behoefte aan een individuele mix, met links mijn eigen viool om te kunnen intoneren en rechts het orkest."

Over wat er anders is bij het Metropole Orkest vertelt Arlia: "Het spelen op de ritmesectie. Ik ben ooit ingevallen bij het Radio Philharmonisch Orkest, waar Edo de Waart Wagner dirigeerde. Dan zat ik vanaf de achterste lessenaar als enige op de tel; op gegeven moment ben ik maar gaan kijken of ze voor me al begonnen met strijken. En bij ons kun je gewoon minder voorbereiden, omdat het altijd nieuwe muziek is. Je kunt geen CD-opname opzetten; dat maakt de baan bijzonder. Essentiële spelers zijn de drummer en de eerste trompet." Voor Merijn is het: "Wij fraseren anders en toveren daarbij een bijzondere klank. In de klassieke muziek heb je van die voorspelbare loopjes in een bepaalde toonsoort. Bij ons moet je opletten, want er zitten altijd bijzondere noten in. In het werk van Vince hoor ik vaak Brahms terugkomen."

Voor arrangeurs heeft Arlia een eenvoudige tip: "Wil je voor strijkers schrijven, luister dan meer naar Steve Gray. Vaak schieten arrangeurs hun doel voorbij, omdat het helemaal dichtgeplamuurd is." Merijn: "Zorg voor afwisseling. Zet de big band tegenover strijkers met een solo-blazer, bijvoorbeeld Ruud Breuls. Soms verraadt het notenbeeld het gebruik van de piano door de arrangeur. Sinds Dick Bakker wordt de muziek met de computer genoteerd; arrangeurs moeten daarbij letten op de onderverdeelde ritmische notatie volgens de maatsoort. Dat maakt het lezen van bijvoorbeeld een 12/8 maatsoort een stuk gemakkelijker. Een ander punt is de verwarring door foutieve enharmonische notatie. Bij meerstemmigheid gebruiken we in principe geen dubbelgrepen; divisi klinkt beter en is zuiverder te intoneren. Soms vraag ik de groep om de A-snaar te gebruiken, om de schrille tonen op de E-snaar te vermijden."

Over de interactie binnen de sectie vertelt Merijn: "In de orkestopstelling zitten we normaal midvoor, maar we schuiven naar achteren, wanneer er veel overspraak via onze microfoons verwacht wordt. Ik communiceer met de anderen via de tweede lessenaar; ik ga nooit staan om naar achteren te roepen. Bij een vacature organiseren we een proefspel en vragen de kandidaat altijd om ook in swingstijl te spelen. Dan schatten we in of iemand in enige maanden tijd de feel kan oppikken. Dat leer je door naar de ritmesectie en de jazzblazers te luisteren."

Bijzondere projecten

We komen nog een keer terug op het verleden, dat soms een dreigend karakter had. Arlia hierover: "Ik heb over een lange periode de programmering meegemaakt, van Joop de Roo naar Frits Bayens. Soms was er geen geld voor nieuwe muziek en dan gebruikten we onze bibliotheek. Dick Bakker bracht een frisse wind, ontwikkelde het pop-deel en had een visie op de toekomst. Maar geluiden over opheffen zijn er altijd wel geweest. En dan blijkt het orkest een hechte club, die onder druk in staat is te overleven. Hier zit gewoon veel energie."

De condities zijn soms sub-optimaal. Dan blijkt die hechte band. Het orkest is net teruggekeerd uit Belgrado waar het tijdens het Songfestival een aantal keren concerteerde. Arlia: "We zaten ver weg van de stad in een hotel, vier dagen met elkaar opgescheept. Dat betekende de laatste avond om half vier naar bed en dan om negen uur weer op. Toch was de sfeer goed, zonder noemenswaardige irritatie. Weet je, er gebeurt altijd wel wat, maar het lost zichzelf ook weer op. Dat komt wellicht door de muzieksoort; het improviserende karakter van de jazz-muziek." Wederom beaamt Merijn: "Het is altijd last minute werk. En daardoor zijn we ook minder star, minder hiërarchisch." Het orkest speelde soms op bedrijfsfeesten, waar de muziek op de tweede plaats kwam: "Daar stond je dan met Aznavour, een absolute topper. Maar het publiek wist dat echt niet op waarde te schatten; beschamend! Het toneel stond ook wel eens vol opgestapelde bedrijfsproducten. Dan waren wij een act tussen de waarzegster door."

Daar staat ook iets tegenover. Merijn: "Je hoort schitterende solisten." Arlia vult aan: "Je hoort prachtige dingen. Ook van de solisten uit het orkest: Ruud Breuls, Leo Janssen en Hans Vroomans. Wij zitten dan gewoon achterom te glunderen." Merijn vervolgt: "Ik herinner mij mijn eerste popconcert in Paradiso. Een zangsolist was zo buitenzinnig dat hij mij bij het verlaten van het toneel, tussen ons doorlopend, wilde zoenen. Daar moest ik mij toen bij lopende camera echt aan ontworstelen. O ja, heel bijzonder was het Theodorakis project in Athene met zanger George Delares: schitterende akoestiek in een amfitheater. Die CD draai ik nog steeds om te genieten van de muziek. Bij teksten in een vreemde taal heb ik behoefte aan de vertaling, omdat dat helpt bij de interpretatie." Dan de theatrale ervaringen van Arlia: "Vroeger, bij Music All-In, zaten we in witte pakjes [die Merijn prompt als trouwjurken bestempelt] onder computergestuurde lampen te braden. Jan Oosthof nam een thermometer mee; die stond al snel op 41 graden. Dat leverde Piet Noordijk een keer een gescheurde klarinet op. Als het tv-beeld maar mooi was; dat duurde eindeloos qua regie." En Merijn weer: "Bij wereldmuziek spelen we de kwarttonen ook binnen een week. En ritmisch komt daarbij bijna alles na de tel. Dan moet je echt op zoek naar de beat; ik noteer dan in mijn partij of die bij de drums zit, bij de bas of bij een ander."

Slotcadens

Het zal bij de andere strijkersgroepen nog vaker gezegd worden, maar de afwisseling, de verrijking qua muzikale ervaringen, de hechte band en de goede sfeer in het orkest maken voor Arlia en Merijn hun werk tot "de mooiste baan, die er is."