Homepage > Documents > Musician Interview
Metropole Orkest musician interview with saxophone, clarinet and flute player Leo Janssen
"Het is elke dag weer een groot plezier om in dit fantastische orkest te musiceren"
Een portret van Leo Janssen, saxofonist in het Metropole Orkest
Vrijdag 2 november 2007, we dalen af naar de catacomben van het Muziekcentrum van de Omroep. In een van de inspeelruimtes voor de omroeporkesten gaat de microfoon aan. Leo Janssen vertelt en het resultaat is een portret van deze gedreven en tevreden musicus uit de saxofoonsectie van het Metropole Orkest.
Opleiding en achtergrond
Leo's muzikale roots liggen bij Koninklijke Harmonie Sint Bavo uit Nuth in Zuid-Limburg waar oudere muzikanten hem de beginselen van het klarinetspel bijbrengen. Paul Stalmeijer, docent aan de muziekschool, voegt daar zoveel techniek aan toe, dat Leo al snel zelf instructeur is. De harmonie beschikt over een dansorkest, waar op gegeven moment jazzmusicus Charles Green uit Maastricht zijn invloed doet gelden. En dan, op 16-jarige leeftijd, weet Leo Janssen wat hij na zijn schooltijd wil doen: musiceren op professioneel niveau.
Die ambitie brengt hem eerst bij het Maastrichts conservatorium waar Norbert Nozy het klassieke saxofoonspel doceert. Zijn passie voor jazz, versterkt door het vele luisteren naar idool Michael Brecker, leidt tot een driejarige studie aan het Hilversumse conservatorium onder saxofonist-mentor Ferdinand Povel. Leo Janssen: "Ik luisterde frequent naar de radio-uitzendingen van de AVRO Skymasters. Al die geweldige musici doceerden in Hilversum; je kon er zoveel over jazzmuziek leren. En natuurlijk waren er andere bronnen van inspiratie, zoals Herbie Hancock, Brian Eno, de Brecker Brothers en Frank Zappa. Saxofonist Michael Brecker was zo'n dominante invloedsfactor in het eigentijdse spel op de tenorsaxofoon; enerzijds wilde je alles van die man leren, maar anderzijds heb ik er een paar jaar bewust niet naar geluisterd. Ik moest op zoek naar mijn eigen ding." Wel deed Leo mee aan een tweetal workshops, die Michael Brecker aan de Nederlandse conservatoria gaf. Zijn eigen prestaties als improvisator werden inmiddels erkend en beloond met de TROS Big Band solistenprijs.
Andere invloeden zijn Scandinavische saxofonisten als Jan Garbarek en Bendik Hofseth, wier idioom en klank hem erg aanspreken. En dan is er de wereldmuziek: de klank van de Arabische ud (luit) en de Indiase shahnai (dubbelrietinstrument) hebben hun speciale charme. Hij is ook erg onder de indruk van de fluitspeler Hariprasad Chaurasia. Leo: "De Oosterse muziek inspireert tot de studie van kwarttoon-toonladders op mijn eigen instrument en het gebruik ervan in improvisaties. Het gemak, waarmee andere culturen onregelmatige maatsoorten gebruiken, is fascinerend. Ik kan me nog steeds ontwikkelen."
Werken bij het Metropole Orkest
In 1984 doet Leo Janssen het eerste remplacantenwerk bij het Metropole Orkest; dat levert hem in 1986 een vaste aanstelling op binnen de saxofoonsectie. Hij vertelt: "En toen kwam ik in projecten van het orkest al die LP-helden uit mijn tienerjaren weer tegen en mocht er samen mee musiceren. Ik houd niet van muzikale scheidslijnen en geniet van de veelzijdigheid in het repertoire van het orkest."
Voor Leo zijn de solo's wel "de krenten in de pap." Nou barst het in die saxofoonsectie van de improvisatie-talenten; de solo's worden dan vaak ook verdeeld al naar gelang de stijl. Leo: "Ik voel me meer thuis in het moderne idioom. Als een stuk vraagt om een swing- of bebop-benadering op de tenorsax, dan stel ik mijn buurman, Jos Beeren, voor of hij de solo wil nemen. Hij is gewoon erg goed in die stijlen. Ik heb sowieso fantastische collega's."
Gevraagd naar de relatie met dirigenten en gastsolisten merkt Leo op: "Soms heb je een gast met een dominant ego, die enorm zijn stempel op de interpretatie van het orkest wil drukken. Dan is de rol van de dirigent als mediator essentieel. Voor de rest pas ik me zoveel mogelijk aan. Ik kijk enorm op tegen Vince Mendoza; hij is de beste, die er is. Vanaf het begin had ik het gevoel dat het klikte. Zijn muziek past ook zo goed bij mijn natuurlijke interesse. Ik hoor er zoveel in, soms zelf iets van Jimi Hendrix, al kan ik dat niet nader aanduiden."
Een reeks droomprojecten noemen kost enige moeite: "We doen zoveel interessante dingen. Wat me wel goed bijgebleven is, is een openluchtconcert in Griekenland aan de voet van de Akropolis. Mooi weer, prima atmosfeer en zesduizend man publiek, die moeiteloos 7/8 staan mee te klappen. O ja, en dan natuurlijk dat concert in New York met de Brecker Brothers."
Gereedschap en techniek
Leo Janssen is een multi-instrumentalist, die saxofoon, klarinet en fluit speelt. Zijn hoofdinstrument, de tenorsaxofoon, is een gekoesterde Selmer Mark 6, een Frans prachtexemplaar, dat hij van het orkest in de schoot geworpen kreeg. Leo: "Dat is een kostbaar bezit, want de klank is fantastisch en vele saxofonisten zijn op zoek naar zo'n collectors item. Mijn mondstuk is een metalen Otto Link, waar ik al 30 jaar op speel en ik gebruik rieten van Ricoh Royal. Begonnen ben ik met rietdikte 4, maar inmiddels zit ik op de 3, omdat dat beter past bij de flexibele klank, waar ik naar streef. Mijn grote zorg is wel het vinden van een goed werkend riet in een doosje. Dat is tegenwoordig steeds moeilijker." De sopraansax is een Yanagisawa, die bewust om zijn klank gekozen is; het gebruik van zijkleppen en hulpgrepen heeft daar een enorme invloed op en dat komt goed van pas bij niet-jazz, exotische projecten. De klarinet is een Leblanc Opus, de dwarsfluit een Muramatsu, maar Leo Janssen verklapt dat hij daar veel tijd aan moet besteden: "De laatste tien jaar studeer ik weer serieus klarinet. Daarin benijd ik Eddy Daniels, en in het orkest zitten ook zulke geweldige fluitistes. Daar moet ik echt heel hard voor oefenen."
Over de geïmproviseerde solo's meldt hij: "Ik heb wel veel geluisterd maar niet gecopieerd. Ik probeer mijn eigen ding te doen. Bij ingewikkelde akkoordenschema's gaat het om het grote verhaal. Ondanks dat ik me in solo-features aan het orkest moet aanpassen, wil ik mezelf wel goed horen. Ik gebruik vaak één schelp van een monitor-koptelefoon, waarop ik een mix van de achtergrond instel. Dat is soms alleen een harp, soms de strijkerssectie in combinatie met de ritmegroep. Maar ook mijn eigen geluid zet ik in de mix. Als ik mijzelf niet goed kan horen heb ik de neiging om steeds dichter op de microfoon te spelen. Dan krijg ik wel eens een reactie van de geluidtechnicus." Ook oordoppen behoren tot het veelgebruikte gereedschap; bij een opstelling van de saxofoons voor de kopersectie in de big band is dat eigenlijk een must. Hij is bewust heel zuinig op zijn gehoor, al gaan de doppen bij een solo vaak weer uit.
Dat de condities voor een goede uitvoering soms less than perfect (understatement) zijn, bleek tijdens een liveconcert in de Amsterdam Arena, t.g.v. het 50-jarig jubileum van het tijdschrift Margriet. Het was steenkoud, er was televisie bij en toen kwam die solo. Leo neemt op zijn koude tenorsax een aanloop naar een eerste overgeblazen flageolet; een "klots" is het resultaat. Ook de tweede en derde flageolet sneuvelen in de condens-miserie. Nu maar hopen, dat het op de televisie wel meevalt. Nee dus, zo blijkt uit de por in de zij, die hij thuis op de bank van zijn vrouw ontvangt. Abonnement opgezegd, neem ik aan.
Eigen projecten en plannen
Leo Janssen heeft een aantal CD's in eigen productie uitgebracht. Daarover zegt hij: "Op zich heb ik geen plannen voor een zelfstandige solistencarrière, maar als contrast met de massaliteit van het Metropole Orkest heb ik CD's met kleine bezetting gemaakt. Op een laptop maak ik intieme, minimale achtergronden met een bepaalde spanningsboog, waaroverheen ik improviseer. Die stukken, mijn eigen composities, ontstaan min of meer organisch. Hetzelfde geldt voor mijn duo-productie met Egbert Derix. Soms doe ik ook een multi-track opname, waarbij ik drie tot vier saxpartijen inspeel. Ik denk dan bewust klein en streef naar transparantie, zodat de luisteraar alle onafhankelijke stemmen nog gescheiden kan waarnemen."
Hoewel hij over een enorme ervaring als musicus beschikt, is hij niet ingegaan op de uitnodiging tot een docentschap aan het conservatorium. De suggestie om als alternatief misschien iets te gaan doen in workshop-vorm spreekt hem wel aan. Leo: "Nee, een lespraktijk heb ik niet. Waar ik wel iets voor zou voelen is, als iemand als Sting mij zou vragen om een jaar mee op tournee te gaan. Maar dat zie ik toch ook niet gauw gebeuren." Wel circuleren er in het orkest een paar ideeën voor nieuwe projecten, die de moeite waard zijn om te realiseren.
Conclusie
Het is duidelijk, dat Leo Janssen een integer, gedreven en loyaal musicus is. Hij heeft enorme talenten als multi-instrumentalist, soleert meesterlijk op zijn hoofdinstrument, de tenorsaxofoon, maar heeft geen ster-kapsones. Hij wil gewoon "zo goed mogelijk spelen, en dat vraagt om studeren, studeren, veel studeren." En hij gaat nog elke dag met plezier naar zijn werk, want het is volgens hem "een voorrecht om deel uit te maken van het Metropole Orkest."